In 2007 ben ik gediagnosticeerd met slaapapneu. Of is het op slaapapneu. In ieder geval ben ik vanaf die tijd netjes met mijn cpap, slang en masker gaan slapen en dat gaat goed. In die tijd trainde ik nog druk met mijn Duitse Herders op Kringgroep De Oude Maas in Spijkenisse. Veel medeclubleden waren (en zijn nog steeds) vrienden. Hoe ernstig het ziektebeeld ook is en welke nare co-morbiditeit (ja, dood gaan) je er ook mee op kunt lopen, de kracht zit hem toch ook in acceptatie en vaak ook in relativering.

Als mijn aandoening in gesprek genoemd werd, kon een van de vrienden niet nalaten om het Apen-neus te noemen en er zelf hartelijk om te lachen. Ik lachte mee, want ik houd wel van een woordspeling! Als ik in mijn vrijwilligerswerk bij de ApneuVereniging mensen – soms heel terecht – hoor klagen over allerlei verschijnselen rond slaapapneu, moet ik van binnen toch even aan de relativerende Apen-neus denken en grinnik wat in mijzelf!

Ik noemde net het woord “ernstig”, wat mij weer doet denken aan oud-collega Ernst-Jan, ongeveer net zo zwaarlijvig als ikzelf, die ook onbedaarlijk kon lachen om zijn eigen grappen. Hij kon het niet nalaten om de zo keurige patiëntenvereniging, de ApneuVereniging, een mooie bijnaam te geven “De Vrolijke Snurker”. Mij bevalt die naam. We moeten vaker wat relativeren. Het leven is ernstig genoeg.